De bosmuis is een goede graver en klimmerg. Door hun lange achterpoten zijn het uitstekende springers, ze kunnen tot wel 65 cm hoog en 80 cm ver springen. De bosmuis is een opportunist. Hij heeft een gevarieerd dieet: hij leeft van graan, noten, vruchten, bessen, eikels, beukennootjes, hazelnoten, zaden, knoppen, paddenstoelen, mossen en galappels, maar ook van insecten, duizendpoten, spinnen, regenwormen en slakken. Ze leven bij voorkeur aan de bosrand met dichte begroeiing, of open bos plekken met struikgewas. Ze worden ook wel waargenomen in aan bos grenzende tuinen met bomen en struikgewas. Hij woont in een zelf gegraven ondergronds hol die tot wel 1 meter diep kan liggen. De draagtijd is 19 tot 20 dagen en er worden gemiddeld 2 tot 9 jongen geboren. Ze bevallen 2 tot 4 keer per jaar en de maximale leeftijd is ongeveer 1 jaar.